bleeder
- blee·der
- [1] uit het Engels
- [2] Surinaams-Nederlands
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bleeder | bleeders |
verkleinwoord |
de bleeder m
- (economie) verliesgevende onderneming
- ▸ Het magazine was echter altíjd al een bleeder. Treurige conclusie: de producenten van hippe vrouwenspullen geloven nog steeds niet dat de gemiddelde Volkskrant-lezeres géén verstoft PvdA-lid is.[1]
- ▸ De bestuurders van het imperium, veelal zetbazen van de grootaandeelhouder, probeerden het tij wel te keren, maar waren daarmee niet bepaald ‘gelukkig’. Hyves, Moviebytes, Nobiles: de meeste investeringen in nieuwe media bleken regelrechte bleeders. Alleen al op Hyves verloor TMG zo’n 40 miljoen euro.[2]
- (beroep) iemand die balata (rubbersoort) wint en verkoopt
- Het woord bleeder staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Weblink bron “Volkskrant magazine zoekt nieuwe redder” (21/10/2011), HP de Tijd
- ↑ Weblink bron Jan Smit“Slaap lekker, hoeders van de Krant van wakker Nederland!” (22/03/2017), HP de Tijd