blafte af
- blaf·te af
vervoeging van |
---|
afblaffen |
blafte af
- enkelvoud verleden tijd van afblaffen
- Ik blafte af.
- Jij blafte af.
- Hij, zij, het blafte af.
- Ik blafte af.
- Het woord blafte af staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.