blaffend
- blaf·fend
vervoeging van: | blaffen |
verbogen vorm: | blaffende |
blaffend
- onvoltooid deelwoord van blaffen
- bezig met te blaffen
- ▸ Pas een hele tijd later klonk in de verte een politiesirene, gevolgd door het geluid van blaffende honden. Het schieten hield tot mijn grote opluchting snel hierna op. Een potje schieten hoort er voor de lokale rednecks in de woestijn kennelijk gewoon bij in het weekend.[1]
- Het woord blaffend staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers