blablabla
- bla·bla·bla
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | blablabla | - |
verkleinwoord | - | - |
de blablabla m
- uitingen zonder veel zeggingskracht
- Ga toch weg met je blablabla!
- Het woord blablabla staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
blablabla m