bisseren
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- bis·se·ren
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
bisseren |
bisseerde |
gebisseerd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
bisseren [2]
- overgankelijk herhaling verzoeken door het publiek, bis roepen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord bisseren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bisseren" herkend door:
21 % | van de Nederlanders; |
26 % | van de Vlamingen.[3] |
Verwijzingen
- ↑ bisseren op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be