• bi·ram·bi
enkelvoud meervoud
naamwoord birambi birambi's
verkleinwoord

birambi

  1. (voeding) Averrhoa bilimbi   Phyllanthus acidus   vingerlange zure vruchtjes uit de Surinaamse en Aziatische keuken
    • In de pakweg vijf uur die ik er doorbracht haalde ze steeds weer nieuwe, eigengefabriceerde heerlijkheden tevoorschijn die ik mocht proeven. Tonnen met Chinese saus voor chow mein (noedels) en rode marinade voor kippenpootjes, grote potten met chutney van lemmetjes (limoenen) en ingemaakte birambi (zure vruchtjes), schalen met kaaskoekjes, maizenakoekjes, fiadoe (zoet gistbrood). [2] 
    • Mavis leerde mij pom koken op een regenachtige zondagmiddag in een garage in de Bijlmer. Ze liet me amsoi (mosterdkool) proeven en ingemaakte birambi (vingerlange zure vruchtjes) ze liet me zien hoe ze dagoeblad (waterspinazie) schoonmaakte, antroewa (een soort kleine, groene aubergines), tajerblad en sopropo (bitterkomkommer). [3] 
    • Bij een Surinaamse kraam kocht ik een zakje zuurgoed. De in azijn ingemaakte vruchten (birambi, carambole, mango) bleken stevig naar kruidnagel te smaken en er waren onmiskenbaar ook een paar Madame Jeanettepepers overheen gevlogen. Ideaal spul om een wat saai uitgevallen rijstmaaltijd mee op te peppen. [4] 
5 % van de Nederlanders;
8 % van de Vlamingen.[5]
  1. birambi op website: Etymologiebank.nl
  2. NRC Janneke Vreugdenhil 4 juli 2007 Mavis
  3. NRC Janneke Vreugdenhil 2 juli 2007 Surinaamse verkenning
  4. NRC Janneke Vreugdenhil 12 augustus 2013 Heel de wereld op de Haagse markt
  5.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be