• bikt af
vervoeging van
afbikken

bikt af

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afbikken
    • Jij bikt af. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afbikken
    • Hij bikt af. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van afbikken
    • Bikt af!