• bij·zet·ting
enkelvoud meervoud
naamwoord bijzetting bijzettingen
verkleinwoord

de bijzettingv

  1. plaatsen van een urn of grafkist in een reeds bestaand graf
     De rouwplechtigheden voor de dictator duren twee dagen. Morgen staat helemaal in het teken van de bijzetting van Kim Jong-il. Dan zullen onder meer het leger en de marine een laatste eerbetoon aan hem brengen en is er waarschijnlijk een nationale herdenkingsdienst.[2]
     Ook kardinaal Sodano, die de mis van vandaag zou leiden, heeft verstek moeten laten gaan, omdat hij niet vanuit Italië kon vliegen. Hij hoopt morgen wel bij de bijzetting aanwezig te kunnen zijn door een deel van de reis met de auto af te leggen.[3]


  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Afscheid van Kim Jong-il” (Woensdag 28 december 2011, 13:21), NOS
  3.   Weblink bron “Tienduizenden aanwezig bij herdenking Polen” (Zaterdag 17 april 2010, 15:36), NOS