bijkrabbelen
- bij·krab·be·len
- samenstelling van bij en krabbelen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
bijkrabbelen |
krabbelde bij |
bijgekrabbeld |
zwak -d | volledig |
bijkrabbelen [1]
- onovergankelijk (informeel) een achterstand inlopen
- onovergankelijk (informeel) (van zieken) langzamerhand wat beter worden
- overgankelijk in vluchtig schrift bijvoegen
- Het woord bijkrabbelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.