bijgelovigheid
- bij·ge·lo·vig·heid
- afleiding van bijgelovig met het achtervoegsel -heid [1][2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bijgelovigheid | bijgelovigheden |
verkleinwoord |
de bijgelovigheid v
- het geloven in zaken die niet overeenkomen met wetenschappelijke kennis of een gevestigde religie
- ▸ Zou het dus bijgelovigheid zijn dat Joachim Löw, de bondscoach van wereldkampioen Duitsland, met een veredelde B-selectie naar Rusland is afgereisd? Tegen een smakelijk toetje blijft het moeilijk 'nee' zeggen, maar laat de kers nu maar aan een ander, zal hij wellicht gedacht hebben...[3]
- Het woord bijgelovigheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ bijgelovigheid op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron “Confederations Cup: smakelijk toetje, maar laat de kers maar aan een ander” (Zaterdag 17 juni 2017, 08:14), NOS