• bief·lap
enkelvoud meervoud
naamwoord bieflap bieflappen
verkleinwoord bieflapje bieflapjes

de bieflapm

  1. (voeding) mager stuk vlees uit nek of schouder van een rund dat net wat minder mals is als een biefstuk
     Meg had geantwoord dat we dat konden verwachten als we niet de beste bieflapjes kochten.[1]



  1. Victoria Holt
    “Vlucht van de zeven zwaluwen” (1992), Saga, ISBN 9788726484892