bieflap
- bief·lap
- samenstelling van bief zn en lap zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bieflap | bieflappen |
verkleinwoord | bieflapje | bieflapjes |
de bieflap m
- (voeding) mager stuk vlees uit nek of schouder van een rund dat net wat minder mals is als een biefstuk
- ▸ Meg had geantwoord dat we dat konden verwachten als we niet de beste bieflapjes kochten.[1]
- Het woord 'bieflap' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ Victoria Holt“Vlucht van de zeven zwaluwen” (1992), Saga, ISBN 9788726484892