• be·woon·baar·heid
enkelvoud meervoud
naamwoord bewoonbaarheid
verkleinwoord

de bewoonbaarheidv

  1. de mate waarin een gebouw geschikt is voor bewoning door mensen
     Omdat alle huizen nog worden gecontroleerd op bewoonbaarheid, kan Portaal nog geen adressen noemen. Het gaat om dertig woningen, verspreid over de stad Utrecht, melden lokale media.[2]
     Eigenlijk blijkt ieder jaar weer dat studenten te veel voor hun kamer betalen. "Dit komt omdat verhuurders geen financieel risico lopen, als zij te veel vragen", zegt Jarmo Berkhout, voorzitter van de LSVb. "Er zijn bepaalde criteria waar een kamer aan moet voldoen, maar die hebben te maken met bewoonbaarheid. Over het overschrijden van de huurprijzen is niets opgenomen in de regelgeving."[3]


  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Huurwoningen uit de verkoop gehaald voor vluchtelingen” (Woensdag 23 september 2015, 19:28), NOS
  3.   Weblink bron “Betaal je te veel voor je studentenkamer? 'Onderneem actie'” (Maandag 8 mei 2017, 16:50), NOS