• be·wijst aan
vervoeging van
aanbewijzen

bewijst (…) aan

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanbewijzen
    • Jij bewijst aan. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanbewijzen
    • Hij bewijst aan. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van aanbewijzen
    • Bewijst aan!