bewandeld
- be·wan·deld
- vervoeging van bewandelen: de stam met de uitgang -d, zonder ge- vanwege voorvoegsel
vervoeging van: | bewandelen… |
verbogen vorm: | bewandelde |
bewandeld
- voltooid deelwoord van bewandelen
- ▸ Hij oogde ontspannen. Waar zij de laatste dagen op haar tandvlees liep, had hij de tegenovergestelde route bewandeld.[1]
- Het woord bewandeld staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.