• be·vlie·gen
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
bevliegen
bevloog
bevlogen
klasse 2 volledig

bevliegen

  1. overgankelijk vliegend iets bezoeken
    • De bijen bevliegen de boekweit tussen negen en twaalf uur 's morgens (wintertijd). 
97 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be