bevliegen
- be·vlie·gen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
bevliegen |
bevloog |
bevlogen |
klasse 2 | volledig |
bevliegen
- overgankelijk vliegend iets bezoeken
- De bijen bevliegen de boekweit tussen negen en twaalf uur 's morgens (wintertijd).
- Het woord bevliegen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bevliegen" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be