• be·vist
  • vervoeging van bevissen: de stam met de uitgang -t, zonder ge- vanwege voorvoegsel
vervoeging van
bevissen

bevist

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bevissen
    • Jij bevist. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bevissen
    • Hij bevist. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van bevissen
    • Bevist! 
vervoeging van: bevissen…
verbogen vorm: beviste

bevist

  1. voltooid deelwoord van bevissen