Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·vis·te

Werkwoord

vervoeging van
bevissen

beviste

  1. enkelvoud verleden tijd van bevissen
    • Ik beviste. 
    • Jij beviste. 
    • Hij, zij, het beviste. 
  2. verbogen vorm van bevist, voltooid deelwoord van bevissen