Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·veelt aan
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
aanbevelen

beveelt (…) aan

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanbevelen
    • Jij beveelt aan. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanbevelen
    • Hij beveelt aan. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van aanbevelen
    • Beveelt aan! 

Gangbaarheid