bevaarbaarheid
- be·vaar·baar·heid
- geen meervoud, afgeleid van bevaarbaar met het achtervoegsel -heid
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bevaarbaarheid | - |
verkleinwoord | - | - |
- het bevaarbaar zijn
1.
- Het woord bevaarbaarheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.