Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • beurs·ver·lies
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord beursverlies beursverliezen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het beursverlieso

  1. daling van de koersen op de aandelenbeurs
     Tel bij het brede beursverlies de hoge inflatie op en je zit als belegger met een koopkrachtdaling van 20 procent. Beleggen heeft dus dit keer geen bescherming geboden tegen de geldontwaarding. Ook beleggen in obligaties werkte niet, de oplopende rente zorgde voor koersdalingen en een van de slechtste beleggingsjaren ooit.[1]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Zuur jaar voor spaarders en beleggers: tientallen miljarden euro's armer” (Vrijdag 30 december, 08:26), NOS