beulden af
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: beulden af (hulp, bestand)
Woordafbreking
- beul·den af
Woordherkomst en -opbouw
Werkwoord
vervoeging van |
---|
afbeulen |
beulden af
- meervoud verleden tijd van afbeulen
- Wij beulden af.
- Jullie beulden af.
- Zij beulden af.
- Wij beulden af.
Gangbaarheid
- Het woord beulden af staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.