beul af
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- beul af
Woordherkomst en -opbouw
Werkwoord
vervoeging van |
---|
afbeulen |
beul af
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afbeulen
- Ik beul af.
- gebiedende wijs van afbeulen
- Beul af!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afbeulen
- Beul je af?
Gangbaarheid
- Het woord beul af staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.