betaalbewijs
- be·taal·be·wijs
- samenstelling van betalen ww en bewijs zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | betaalbewijs | betaalbewijzen |
verkleinwoord | betaalbewijsje | betaalbewijsjes |
het betaalbewijs o
- een (schriftelijk) bewijs dat men iets betaald heeft
- ▸ Er worden steekproeven gedaan waarbij een factuur en betaalbewijs aan een installateur worden gevraagd als bewijsstuk. Tot nu toe zijn daarbij geen fraudegevallen geconstateerd, ook niet door RTL, zegt AgentschapNL. Er worden wel aanvragen ingetrokken, bijvoorbeeld omdat mensen erachter komen dat hun dak toch niet geschikt is voor zonnepanelen.[1]
- Het woord betaalbewijs staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Weblink bron “"Fraude zonnepanelen kinderspel"” (Zondag 28 juli 2013, 20:04), NOS