• be·stoe·fen

bestoefen [1]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
bestoefen
bestoefte
bestoeft
zwak -t volledig
  1. opscheppen over, pochen over iemand
     Nadat hij van Thyssen een ruiker bloemen en een cartoon cadeau had gekregen, zei Van Rompuy ironisch dat ze gezondigd had tegen een van de lessen die hij geleerd had van Leo Tindemans: "Ge moogt jonge mensen niet te vroeg en niet te vlug bestoefen."[2]
     Van een beetje ijdelheid gaat niemand dood. Daarom bestoefen we graag ook onze eigen webshop: shop.standaard.be. U vindt er een aantrekkelijk aanbod van kwaliteitsliteratuur en -muziek aangevuld met verrassende gadgets.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    llc
    “CD&V zet Van Rompuy in de bloemetjes” (23/11/2009), De Standaard
  3.   Weblink bron
    tdm
    “Dag van de webshop: onze tien favoriete webshops” (30/10/2012), De Standaard