• be·speek·seld
  • Afgeleid van speeksel met het voorvoegsel be- met het achtervoegsel -d
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen bespeekseld
verbogen bespeekselde

bespeekseld

  1. iets waarop speeksel aanwezig is
    • Ik voelde je bespeekselde op mijn wang.