• be·spaard
  • vervoeging van besparen: de stam met de uitgang -d, zonder ge- vanwege voorvoegsel
vervoeging van: besparen…
verbogen vorm: bespaarde

bespaard

  1. voltooid deelwoord van besparen
     Jullie hebben een vreselijke tijd achter de rug. Niets is jullie bespaard gebleven.[1]