• be·lan·de
  • [1] voltooid deelwoord beland met de uitgang -e
  • [2] stam beland met de uitgang -e
vervoeging van: belanden…
verbogen vorm: belandee

belande

  1. verbogen vorm van beland, voltooid deelwoord van belanden
     Op verschillende plaatsen kwamen treinen in aanraking met op het spoor belande objecten, zoals een trampoline en een omgewaaide boom.[1]
  2. aanvoegende wijs van belanden
     Doch wie aan boord gaat, bedenke zich van proviand te voorzien, wil hij niet onderweg verkwijnen, en wie een eiland zoekt, richte zijn kompas zorgvuldig, opdat hij niet in een woestijn of op een rots belande.[2]
  1.   Weblink bron
    Jorg Leijten
    “Zware storm: Schiphol dicht, treinverkeer plat, veel schade” (18 januari 2018) op nrc.nl  
  2.   Weblink bron
    Anton van Duinkerken
    Kroniek : Poëzie : Cytherea voorbij, De Gemeenschap, Utrecht in: De Gemeenschap., jrg. 7 nr. 8 (augustus 1931), p. 363 op Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren