Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·kom te·rug
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
terugbekomen

bekom (...) terug

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van terugbekomen
    • Ik bekom terug. 
  2. gebiedende wijs van terugbekomen
    • Bekom terug! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van terugbekomen
    • Bekom je terug? 

Gangbaarheid