• be·kend·staan

bekendstaan [1]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
bekendstaan
stond bekend
bekendgestaan
klasse 6 volledig
  1. algemeen gekend zijn om
    • Slachtoffers en getuigen van ernstige zedenmisdrijven kunnen vanaf eind mei een beroep doen op ‘aaihonden’ bij hun aangifte bij de politie. Dit om de herbeleving van het drama te verlichten. Het gaat om een proef van ruim een jaar met twee diensthonden Kyara en Twix. Het zijn Poolse laaglandherders die bekendstaan om hun gevoeligheid en stabiliteit. De pilot wordt begeleid door de Avans Hogeschool. [2] 
     Hebt u het portret gezien boven de haard? U herkent zonder twijfel de markante en nobele trekken van Niccoló Paganini. Ik zal de eerste zijn om uw gelijk te beamen wanneer u zegt dat het in schilderkundig opzicht geen meesterwerk betreft. Het is gemaakt door een brave, mindere meester, die er zelfs in zijn tijd niet om bekendstond dat hij zijn tijd vooruit was.[3]
     Waarschijnlijk ging het om Jordie, die bekendstond als een dribbelaar.[4]