Nederlands

Uitspraak

(klemtoonhomogram)

Woordafbreking
  • be·ken

Werkwoord

vervoeging van
bekennen

bekén

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bekennen
    • Ik beken. 
  2. gebiedende wijs van bekennen
    • Beken! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bekennen
    • Beken je? 

Zelfstandig naamwoord

de békenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord beek


Afrikaans

stamtijd
infinitief voltooid
deelwoord
beken
beken
volledig

Werkwoord

beken

  1. bekennen
    «Beken maar jy is die skuldige!»
    Beken maar dat jij de schuldige bent!


Indonesisch

Woordherkomst en -opbouw

Bijvoeglijk naamwoord

beken

  1. bekend
  2. beroemd
Verwante begrippen