• be·kaan

bekaan

  1. hier
vervoeging van
bekanen

bekaan

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bekanen
    • Ik bekaan. 
  2. gebiedende wijs van bekanen
    • Bekaan! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bekanen
    • Bekaan je?