• beid
vervoeging van
beiden

beid

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van beiden
    • Ik beid. 
  2. gebiedende wijs van beiden
    • Beid! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van beiden
    • Beid je? 



beid

  1. (Hooglimburgs) beide