beiaarden
- bei·aar·den
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
beiaarden |
beiaardde |
gebeiaard |
zwak -d | volledig |
beiaarden [1]
- op een beiaard spelen
de beiaarden mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord beiaard
1.
- Het woord beiaarden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.