• be·hoed
  • vervoeging van behoeden: de stam zonder -d omdat de stam al op -d eindigt en zonder ge- vanwege voorvoegsel
vervoeging van
behoeden

behoed

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van behoeden
    • Ik behoed. 
  2. gebiedende wijs van behoeden
    • Behoed! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van behoeden
    • Behoed je? 
vervoeging van: behoeden…
verbogen vorm: behoede

behoed

  1. voltooid deelwoord van behoeden



stamtijd
infinitief voltooid
deelwoord
behoed
behoed
volledig

behoed

  1. behoeden
    «Mag ons daarvan behoed word!»
    Mogen we daarvoor behoed worden!