• be·dö·man·de
  • Zweedse werkwoords- en zelfstandig-naamwoordsvorm met het voorvoegsel be- en met het achtervoegsel -ande
Naar frequentie 171621
stellend vergrotend overtreffend
bedömande
-
-

bedömande

  1. kritiserend
  • Geen verbuiging

bedömande

  1. onvoltooid (tegenwoordig) deelwoord bedrijvende vorm van bedöma
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   bedömande     bedömandet     bedömanden     bedömandena  
genitief   bedömandes     bedömandets     bedömandens     bedömandenas  

bedömande, o

  1. beoordeling, inschatting
    «Det var en tyskvänlig förening vars syfte var att verka för " ett rättvist bedömande av det nya Tyskland ".»
    Es war ein deutschfreundlicher Verein, dessen Ziel es war, "eine gerechte Einschätzung des neuen Deutschlands" zu fördern.