• ba·sis·vei·lig·heid
enkelvoud meervoud
naamwoord basisveiligheid basisveiligheden
verkleinwoord

de basisveiligheidv

  1. het gevoel dat men redelijk beschermd is
     "Dit zijn trauma's die doorwerken op je basisveiligheid, dus dit ga je zien in leerproblemen, gedragsproblemen, angsten en depressies. Hoe jonger de kinderen en hoe langer het duurt, hoe groter het trauma", aldus Neve.[1]
  2. een acceptabel veiligheidsniveau
     Deze maand is het twintig jaar geleden dat er overstromingen waren in Limburg en dat in Rivierenland 250.000 mensen geëvacueerd moesten worden. Aansluitend zijn er verschillende projecten op poten gezet om Nederland veiliger te maken. Zo is recent het nieuwe Deltaplan gepresenteerd. Daarin staat een nieuwe veiligheidsnorm: elke Nederland heeft 1 op 100.000 kans per jaar om te overlijden door een overstroming. De minister en de deltacommissaris noemen dat basisveiligheid.[2]
     "Het niet leveren van de indicatoren aan de IGZ belemmert dus niet alleen het werk van de IGZ, het zorgt er ook voor dat deze informatie niet beschikbaar komt voor cliënten en hun naasten", aldus de staatssecretaris. Hij stelt dat hij zich niet kan voorstellen dat een branchevereniging niet transparant zou willen zijn over de basisveiligheid van de sector.[3]


  1.   Weblink bron “Immigratierel VS: 'Dit is het ergste wat je een kind kan aandoen'” (Woensdag 20 juni 2018, 20:34), NOS
  2.   Weblink bron “Schultz: "Nederlanders moeten zelfredzaam zijn"” (Vrijdag 23 januari 2015, 13:47), NOS
  3.   Weblink bron “Van Rijn wil dat verpleegsector opening van zaken geeft” (Maandag 10 oktober 2016, 17:02), NOS