• bar·rel
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘Engelse en Amerikaanse inhoudsmaat’ voor het eerst aangetroffen in 1847 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord barrel barrels
verkleinwoord barreltje barreltjes

de barrelm

  1. slechte, tweedehands fiets of auto
    • Je barrel tegen de gevel en naar binnen: dat is Amsterdam. Nee, dat was Amsterdam. Nu er meer dan een half miljoen fietsen door de stad crossen en het aantal fietskilometers is verdubbeld sinds de tijd van Rutger Hauer en Monique van de Ven is de fiets van een oplossing veranderd in een nauwelijks oplosbaar probleem. (Auke Kok 2 oktober 2015) 
  2. standaard olievat met een inhoud van 159 liter = 42 U.s. gallon
91 % van de Nederlanders;
62 % van de Vlamingen.[2]