Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ban·koes
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

de bankoesmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord bankoe
    • Onze gumgrage grijsaard klaagde namelijk dat zijn losliggende bankoes door de auto vlogen, en voila [sic!]: een nieuw idee was geboren! [1]

Gangbaarheid

Verwijzingen