Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ban·jert rond
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
rondbanjeren

banjert (...) rond

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van rondbanjeren
    • Jij banjert rond. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van rondbanjeren
    • Hij banjert rond. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van rondbanjeren
    • Banjert rond! 

Gangbaarheid