Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bal·let·pak
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord balletpak balletpakken
verkleinwoord balletpakje balletpakjes

Zelfstandig naamwoord

het balletpako

  1. De kleding van een balletdans(eres).
    • De meisjes dragen een balletpakje met een maillot en balletschoentjes van leer of canvas. 

Gangbaarheid