• bak·ke·rin
  • Afgeleid van bakker met het achtervoegsel -in
enkelvoud meervoud
naamwoord bakkerin bakkerinnen
verkleinwoord bakkerinnetje bakkerinnetjes

de bakkerinv

  1. (beroep) een vrouw die brood en taarten bakt om ze te verkopen
45 % van de Nederlanders;
83 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be