Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ba·ken·den af
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
afbakenen

bakenden (…) af

  1. meervoud verleden tijd van afbakenen
    • Wij bakenden af. 
    • Jullie bakenden af. 
    • Zij bakenden af. 

Gangbaarheid