Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ba·ken·de af
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
afbakenen

bakende af

  1. enkelvoud verleden tijd van afbakenen
    • Ik bakende af. 
    • Jij bakende af. 
    • Hij, zij, het bakende af. 


Gangbaarheid