baander
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- baan·der
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van banen met het achtervoegsel -der [1] [2]
- (beroep) spinner in een touwslagerij
Afgeleide begrippen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
baanderen |
baander
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van baanderen
- Ik baander.
- gebiedende wijs van baanderen
- Baander!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van baanderen
- Baander je?
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Gangbaarheid
- Het woord baander staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.