Vietnamees

Uitspraak
  • IPA: (Hanoi) /ɓɐ̰ːw35/

Zelfstandig naamwoord

bão

  1. storm, orkaan: ronddraaiende wind in een uitgestrekt gebied met uitzonderlijk lage luchtdruk, meestal ontstaan boven zee, met zeer vernietigende kracht en gepaard met veel regen
    Cơn bão đã tan. – De storm minderde in kracht.
    Gieo gió gặt bão. – Wie wind zaait, zal storm oogsten.
    Góp gió thành bão. – Veel kleintjes maken een groot. (Letterlijk: Winden bundelen in een storm.)
  2. koliek: hevige pijn die ontstaat ten gevolge van een verkramping

Verwijzingen