• au·to·no·mi·teit
enkelvoud meervoud
naamwoord autonomiteit
verkleinwoord

de autonomiteitv

  1. de zelfstandigheid; het op eigen houtje iets kunnen doen zonder dat een ander daar toestemming voor hoeft te geven
     Reactie vanuit Europa op 2 miljoen nieuwe EU-burgers is er echter niet of nauwelijks. Binnen de EU is de wet in ieder geval nog niet besproken. Feit is dat iedere lidstaat autonomiteit heeft om het eigen beleid te bepalen en de EU hier dus per definitie niet zo veel over te zeggen heeft.[1]


  1.   Weblink bron “Run op Hongaars paspoort” (Woensdag 18 mei 2011, 14:53), NOS