audiokabel
- Geluid: audiokabel (hulp, bestand)
- au·dio·ka·bel
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | audiokabel | audiokabels |
verkleinwoord | audiokabeltje | audiokabeltjes |
de audiokabel m
- elektrisch snoertje dat het geluidssignaal van het ene naar het andere apparaat vervoert.
- Het geluid van de computer ging via een audiokabel naar de versterker.
- Een audiokabel heeft vaak tulpstekkertjes
- Het woord audiokabel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.