auctor
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- auc·tor
Woordherkomst en -opbouw
- uit het Latijn[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | auctor | auctoren |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de auctor m
- auctor intellectualis: geestelijk vader
- ▸ Roel Pieper, die in het najaar van 2000 voorzitter werd van L&H en er samen met CEO John Duerden een tandem vormde, komt in een persbericht terug op een aantal verklaringen. Pieper, die het persbericht ondertekent met prof. Ir.R. Pieper, zegt dat hij ten onrechte revisor KPMG de auctor intellectualis (geestelijke vader) van de Language Development Companies (LDC's) van L&H heeft genoemd.[2]
- autoriteit
Gangbaarheid
- Het woord auctor staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "auctor" herkend door:
27 % | van de Nederlanders; |
27 % | van de Vlamingen.[3] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron Pascal Dendooven“Roel Pieper slikt L&H-verklaringen in” (27/02/2002), De Standaard
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be