astmaticus
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: astmaticus (hulp, bestand)
Woordafbreking
- ast·ma·ti·cus
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | astmaticus | astmatici |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de astmaticus m
- iemand die last heeft van benauwdheid en hoesten door de ziekte astma
- Ik zou al deze stoppers een knuffel willen geven, als dit me niet mijn voortanden zou kosten. Ik zou hun willen vertellen wat mij ooit van de sigaretten heeft afgeholpen (verhuizen naar een andere stad om te gaan samenwonen met een astmaticus'Vetgedrukte tekst'), maar iedereen moet zijn eigen remedie vinden. [3]
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord astmaticus staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "astmaticus" herkend door:
69 % | van de Nederlanders; |
78 % | van de Vlamingen.[4] |
Verwijzingen
- ↑ astmaticus op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC Ellen Deckwitz 5 januari 2016
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be