assembleelid
- as·sem·blee·lid
- samenstelling van assemblee zn en lid zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | assembleelid | assembleeleden |
verkleinwoord |
het assembleelid o
- iemand die lid is van een volksvertegenwoordiging
- ▸ Het onderwerp 'dubbele nationaliteit' ligt gevoelig in Suriname. "Het antikoloniale sentiment heeft jarenlang een wetswijziging tegengehouden. Het was assembleelid Melvin Bouva van de regeringspartij NDP die de dubbele nationaliteit weer eens aankaartte, maar de oppositie was er sneller bij en diende het wetsontwerp in", vertelt Krishnadath.[1]
- Het woord assembleelid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Weblink bron Harmen Boerboom“Het is nu menens. Suriname wil naar WK 2018” (Maandag 29 december 2014, 08:37), NOS